12 oktober 2012

Brief aan de Leuvenaars

Beste medeburgers van deze mooie stad

De kiescampagne is bijna voorbij. Voor u en voor ons zal ze zeker lang genoeg geduurd hebben. Zondag gaan we stemmen, en dan zal duidelijk worden hoe de kaarten liggen voor de volgende zes jaar.

Tijdens een kiescampagne leer je als politicus of politica telkens weer veel. Je krijgt de kans om met heel veel burgers te spreken en je ideeën uit te leggen. Je krijgt de kans om met de collega’s van de andere partijen in debat te gaan, en zo duidelijk te maken waar de punten van overeenkomst zitten en waar de punten van verschil. Misschien vinden sommige mensen zo’n verkiezingsperiode  vervelend, eigenlijk is en blijft het nog altijd een feest van de democratie. En op die democratie mogen we heel trots zijn.

Ik wil graag met u enkele dingen delen die ik heb geleerd tijdens deze campagne. Wat is me opgevallen? Ik heb de voorbije weken enorm veel mensen leren kennen die graag mee hun schouders onder deze stad willen zetten. Ze hebben goede ideeën, ze zijn positief ingesteld en ze willen mee zoeken naar nieuwe antwoorden op de grote uitdagingen waar we met deze stad voorstaan. Ze hebben echter al te vaak ook het gevoel dat ze de kans niet krijgen om mee te denken, en dat is bijzonder jammer. In een eigentijdse stadsdemocratie mag je de democratie niet enkel overlaten aan de politici. Politieke partijen, verkozenen, we hebben ze heel erg nodig. Zij moeten visies presenteren, de grote lijnen uittekenen en de afweging maken van verschillende belangen. Maar daarbij, en bij de uitvoering van ideeën, moeten ze meer dan ooit samenwerken met burgers. Burgers die partners zijn in beleid. In de vele debatten van de voorbije weken kregen we al te vaak alle redenen te horen waarom meer participatie geen goed idee zou zijn, waarom het gevaarlijk of onhaalbaar zou zijn. Ik moet u zeggen: die tegenwerpingen hebben me niet overtuigd, integendeel. Wij beseffen heel goed dat beleid voeren niet altijd gemakkelijk is, maar dat kun je toch beter met dan tegen je burgers proberen te doen. En de vele gesprekken die ik heb mogen voeren met gewone burgers hebben me nog meer gesterkt in die overtuiging.

Wij ecologisten zijn er nog altijd van overtuigd dat een kiescampagne moet gaan over inhoud. Louter persoonlijke aanvallen van de ene tegen de andere politicus of een stijl van debatteren die cynisch of bitter is, dat brengt niets op, integendeel. Misschien houden sommigen van het spektakel dat zo ontstaat, maar ik kan u verzekeren dat mijn aanvoelen  is dat dit ons niet vooruit helpt. Zelf hebben we ongetwijfeld ook foutjes gemaakt, maar we hebben altijd geprobeerd om onze ideeën voor een klimaatneutrale stad, voor een ander woonbeleid, voor een beter armoedebeleid en voor meer participatie op een open manier te verdedigen, zonder op de man of vrouw te spelen. Dat partijen met elkaar discussiëren over verschillende visies op de stad, op een zo nodig kritische maar steeds respectvolle manier, dat is wel een goede zaak. Van veel burgers heb ik gehoord dat ze voorstander zijn van een constructieve opstelling van partijen tegenover elkaar en niet van een antihouding.

Bij alle democratische partijen hier in Leuven heb ik mensen ontmoet die met veel overtuiging en inzet van veel energie het beste willen maken van deze stad. Met Groen staan we klaar om samen te werken met andere partijen. Als het kan vanuit de meerderheid, en anders vanuit de oppositie. Onze basishouding zal niet anders zijn. We hopen vooral dat we daarbij de kans krijgen om de fundamentele debatten te voeren. Voor de volgende tientallen jaren staan er grondige maatschappelijke veranderingen voor de deur. Uit angst terugvallen op de oplossingen uit het verleden zou het verkeerde antwoord zijn. Hoe gaan we bv. een mobiliteitsysteem organiseren dat klimaatneutraal is en dat de leefbaarheid van de stad versterkt in plaats van bemoeilijkt? Ik denk dat het altijd de kracht is geweest van de groene partijen dat ze werken met een langetermijnperspectief, dat ze verder willen kijken dan de volgende verkiezing. Van vele burgers heb ik gehoord dat ze dat waarderen, en dat ze ook snakken naar een politiek die veel minder een dagjespolitiek is maar meer vertrekt vanuit een visie op de toekomst. Dat Leuven klimaatneutraal wil worden tegen 2030 biedt alle kansen om zo’n visie op een houdbare ontwikkeling uit te werken. Ik hoop heel erg dat zo’n blikverruiming van de Leuvense politiek eindelijk mogelijk zal worden.

Als ecologisten krijgen we vaak te horen dat de dingen die we voorstellen ‘niet gemakkelijk’ zijn. Op een andere manier gaan bouwen, je op een andere manier gaan verplaatsen, anders met grondstoffen en producten omgaan, dat komt vaak neer op een mentaliteitsverandering. En het zou best kunnen dat dat niet altijd gemakkelijk is, dat weten wij ook. Maar we hebben zoveel te winnen. Doen alsof de klimaatverandering of de grondstoffenschaarste niet bestaan, dat is misschien wel ‘gemakkelijk’. Het betekent echter dat we een enorme kost doorschuiven naar onze kinderen en kleinkinderen, en zij zullen de rekening dan dubbel en dik betalen. De uitdagingen voor ons uitschuiven betekent ook dat we enorm veel kansen missen om nu al te beginnen met die economie die binnen enkele jaren het meest succesvol zal zijn, met die slimme oplossingen die in de nabije toekomst overal standaard zullen zijn. We zullen onze manier van leven moeten veranderen, en het zou goed zijn als alle politici mee hun verantwoordelijkheid opnemen om de bevolking hierop voor te bereiden. Gewoon zeggen dat we moeten ‘doorgaan’ is dus niet het antwoord. Maar als we vandaag al beginnen met die verandering, dan zorgen we ervoor dat we sneller terug zuivere lucht hebben en een leefbare omgeving, waarin onze kinderen zich veilig voelen. We hebben dus eigenlijk vooral veel te winnen. En wie kan daar tegen zijn? Maar de enige manier om die grote veranderingen, die sowieso toch op ons afkomen, op een goede manier door te voeren, is samen met burgers. Pleidooien voor meer participatie zijn dus vooral ook pleidooien voor meer bestuurskracht in de complexe wereld van morgen.

Laten we van zondag 14 oktober een feest maken. Ik hoop dat die groepen die voluit willen gaan voor een positief Leuven zondag de overwinnaars worden. En vanaf maandag 15 oktober kunnen we dan aan de slag om van Leuven de duurzame stad van de toekomst te maken.

Fatiha Dahmani , lijsttrekster

Groen sluit voorakkoord met de kiezer voor een positief Leuven

Groen lanceert vandaag een inhoudelijk voorstel dat de basis zou kunnen vormen voor een nieuw beleidsakkoord voor Leuven. De partij schuift vijf pijlers naar voor waarrond een consensus zou kunnen groeien met de burger en alle partijen die willen kiezen voor een positief Leuven.

Fatiha Dahmani (lijsttrekster): “Met Groen hebben we gekozen voor een inhoudelijke campagne. In tegenstelling tot sommige anderen wilden we niet de nadruk leggen op het gekissebis tussen de lijsttrekkers, maar hebben we geprobeerd nieuwe ideeën voor de toekomst van deze stad naar voor te schuiven. De inzet van deze campagne is voor ons dus niet ‘wie-doet-het-met-wie’, maar wel 'waar gaan we naartoe met deze stad?' We zijn ervan overtuigd dat ook de kiezers recht hebben op inhoudelijke duidelijkheid. Daarom zijn we in de programma’s van de andere partijen op zoek gegaan naar gelijkgestemde ideeën.”

Jan Mertens (voorzitter): “Vandaag lanceren we een oproep naar de andere partijen om dit voorstel te ondersteunen. Het telt vijf pijlers waarover volgens ons een consensus zou moeten kunnen groeien, om zo te komen tot een positief Leuven. De vijf pijlers zijn: (1) klimaatneutraal Leuven, (2) betaalbaar wonen, (3) de armoede aanpakken, niet de armen, (4) een stad die mensen verbindt, (5) burgers als partners in beleid. Wij zijn klaar om op basis van die vijf elementen tot een inhoudelijk sterk akkoord te komen met die partijen die ook willen kiezen voor een positief Leuven. Dit is ons ‘voorakkoord’ met de kiezer.”

Fatiha Dahmani (lijsttrekster) en Jan Mertens (voorzitter)

10 oktober 2012

Mobiliteit, het kan anders

Als we kijken naar de programma’s van de andere partijen, dan zien we dat zij beseffen dat de groene analyses over de niet-duurzaamheid van het huidige mobiliteitsmodel kloppen. Ze weten dat de richting die we uit zouden moeten gaan ligt in de visie die de Groenen al jaren verdedigen.

Maar ze willen zo graag doorgaan met een en/en-beleid, en dat is volgens ons geen goede optie. Je kunt niet tegelijk zeggen dat je wel meer fietsers wilt, als je ook zegt dat je minder bussen wilt en dat je ook nog eens bezoekers van buiten de stad met auto’s wilt aantrekken via de bouw van nieuwe parkings.

Doorgaan op de bekende weg zorgt niet alleen voor een file op de weg, het zorgt ook voor een file in het hoofd, en het blokkeert zo de uitweg naar de toekomst. En die zal klimaatneutraal zijn of niet zijn.

Het is merkwaardig dat het debat over de fiets voor velen nog steeds een ideologisch debat is, terwijl het eigenlijk vooral om efficiëntie gaat. In het hoofd van velen, onder meer in het Leuvense stadsbestuur, heb je aan de ene kant vervoermiddelen, en aan de andere kant fietsen. Nochtans is de fiets het meest snelle en efficiënte vervoermiddel in het stedelijk gebied. Maar je kunt niet zeggen dat mensen moeten fietsen als je er niet voor durft kiezen. De voorbije weken hoorden we in de Leuvense debatten al twee schepenen zeggen dat ze hun eigen kinderen nauwelijks met de fiets de stad in durven laten gaan. Misschien is dat geen toeval, gezien de regelmatig herhaalde uitspraak van onze burgemeester dat ‘wat voor een automobilist geldt, dan ook maar voor een fietser moet gelden’. Alleen als je echt kiest VOOR de fiets, en niet enkel hoopt dat er meer fietsers zullen komen, kun je mensen overtuigen om zeker voor de korte verplaatsingen de auto te laten staan.

Het debat over het openbaar vervoer wordt vaak al even populistisch gevoerd. Het is een sport geworden, onder meer bij de andere Leuvense partijen om De Lijn te beschuldigen van de eigen besluiteloosheid. Pleiten voor minder ‘hinderlijke’ bussen gaat er bij velen in als koek, maar je moet dan ook de vraag beantwoorden hoe je dan wel een sterk openbaar vervoer zult organiseren in een stad die klimaatneutraal wil worden. Groen zegt al jaren: stap uit de busfile die zich blijkbaar in het hoofd van sommigen bevindt, en zet de stap vooruit, naar de tram.

En in de klimaatneutrale stad van de toekomst zullen er nog auto’s zijn, en daar is op zich niets mis mee. We zullen echter wel ons mobiliteitsysteem volgens een heel ander concept organiseren. Als je een auto nodig hebt, moet je die kunnen gebruiken, maar daarom hoef je nog niet zelf die auto te bezitten. Een model van doorgedreven carsharing geeft geweldige perspectieven. In zo’n model kun je veel beter elektrische voertuigen integreren. Je hebt veel minder plaats nodig om te parkeren. En mensen zullen meer gestimuleerd worden om de auto selectiever te gebruiken, niet voor al die korte verplaatsingen die je even goed met de fiets of te voet kunt doen.

De klimaatneutrale stad is ten slotte ook een wandelbare stad. Laten we onze stad bv. zo inrichten dat oudere mensen of mensen die nog moeilijk kunnen stappen op regelmatige afstand een bankje vinden. Bankjes horen niet alleen thuis in de winkelstraat, maar ook op alle gewone looproutes. Laten we onze stad zo maken dat ze overal op maat is van kinderen, want daar worden we allemaal beter van.

Je hoort wel eens dat Groen tegen het verkeer is. Wat een onzin. Groen is voor het verkeer: fietsverkeer, wandelverkeer, tramverkeer, … We zijn vooral voor het verkeer tussen mensen. We zijn voor steden en dorpen waarin mensen weer met elkaar kunnen verkeren, waar ze gezonde lucht kunnen inademen, en waar ze niet de hele tijd bang moeten zijn dat hun kinderen onder een auto zullen lopen.